Bij paarden blijven de kiezen en tanden tot aan een leeftijd van ongeveer 12 jaar doorgroeien. Door het kauwen slijten de tanden en kiezen af. Echter, de meeste paarden krijgen ‘makkelijk voer’ zoals kuil en brokken en maken daardoor minder kauwbewegingen. Het gevolg is dat de kiezen en tanden niet juist afslijten en daardoor ontstaan enamel punten aan de zijkant van de kiezen, deze punten kunnen het mondslijmvlies beschadigen. Naast deze enamel punten kunnen ook een afwijkende stand, doppen en wolfskiezen tot problemen leiden.
De verschijnselen die een paard met gebitsproblemen vertoont zijn:
- proppen voer uit de mond laten vallen
- rijtechnische problemen: het bit aan één kant vastpakken
- voedsel ophopen in de wangzak
- vieze lucht uit de mond
- slecht verteerde mest
- gewichtsverlies (op lange termijn)
Bij een gebitsbehandeling wordt eerst de buitenkant van het hoofd onderzocht: de ontwikkeling en symmetrie van de kauwspieren, het kaakgewricht en de bewegelijkheid van de onder- en bovenkaak ten opzichte van elkaar worden gecontroleerd. Daarna wordt gekeken naar de stand van de voortanden. Vervolgens wordt een mondsperder in gedaan om de kiezen te kunnen aftasten. Afwijkingen worden hersteld met behulp van een elektrische rasp. Het voordeel van de elektrische rasp is dat ook de haken op de achterste kiezen goed bereikt kunnen worden. Daarnaast wordt de behandeltijd verkort waardoor de kauwspieren minder lang op spanning staan. Over het algemeen wordt de elektrische rasp goed verdragen door de paarden. Een lichte sedatie is echter vaak wel nodig, hierdoor kan er veiliger, nauwkeuriger en sneller gewerkt worden.
Om eetproblemen en rijtechnische problemen te voorkomen raden wij een regelmatige gebitscontrole (en waar nodig een gebitsbehandeling) zeker aan. Paarden tussen de 5 en 20 jaar zouden ongeveer één keer per jaar gecontroleerd moeten worden. Jongere en oudere dieren mogelijk iets vaker.